10. Prediker 2 : 12 - 16 Is wijsheid beter dan dwaasheid?

In de verzen 12 tot en met 16 denkt Prediker na over wijsheid in vergelijking met dwaasheid:

12 Daarna richtte ik mijn aandacht op het bezien van wijsheid, ook van onverstand en dwaasheid. Immers, hoe zal de mens die na de koning komt, doen wat al gedaan is?
13 Toen zag ik dat de wijsheid voorkeur verdient boven de dwaasheid, evenals het licht voorkeur heeft boven de duisternis.
14 De wijze heeft ogen in zijn hoofd, maar de dwaas wandelt in de duisternis. Toen merkte ik ook dat één lot hen allen treft.
15 Toen zei ik in mijn hart: Zoals het lot van de dwaas ook mijzelf treft, waarom ben ik dan toen zo bovenmate wijs geweest? Ik sprak in mijn hart: ook dat was vluchtig.
16 Er is immers voor eeuwig niet meer herinnering aan een wijze dan aan een dwaas. Wat er nu is, wordt in de dagen die komen allemaal vergeten. Hoe sterft de wijze met de dwaas?


Vs 12 begint met een formulering die lijkt op die van vers 11:


Toen richtte ik mijn aandacht op al mijn werken (vs 11)
Daarna richtte ik mijn aandacht op het bezien van wijsheid (vs 12)

Deze formulering, vooral woord 'daarna', maakt duidelijk, dat Prediker hier met een nieuw stukje begint. Tegelijkertijd is duidelijk dat hij voortborduurt op vers 1 - 11, want hij zegt: ik richtte mijn aandacht [...] ook [...] op het bezien van onverstand en dwaasheid. Dat hangt samen met het onderzoek van Prediker: 'ik onderzocht mijn hart [...] door dwaasheid aan te grijpen' (vs 3). Beweert hij hiermee nu eigenlijk, dat al die grootse projecten en cultuuruitingen uit de verzen 4 t/m 8, goed beschouwd, dwaasheid zijn? Daar lijkt het voor mijn gevoel wel op.

De volgende zin in vs 12 helpt ons niet echt, want die is volgens de Studiebijbel 'dermate moeilijk dat niet precies duidelijk is wat hij bedoelt'. Echt helder krijg ik dit vers dus niet, maar als we vers 13 erbij nemen, is in ieder geval duidelijk dat Prediker wijsheid en dwaasheid met elkaar wil vergelijken.

Vs 13, 14 Die vergelijking valt in eerste instantie uit in het voordeel van de wijsheid: wijsheid verdient voorkeur boven dwaasheid. Prediker motiveert dit verder in beeldspraak rondom 'licht', 'duisternis', 'kunnen zien': een dwaas maakt misstappen als een blinde maar de wijze heeft ogen in zijn hoofd.

In tweede instantie echter zegt Prediker: één lot, hetzelfde lot, treft zowel de wijze als de dwaas. Bij dit 'lot' dat allen treft, kun je denken aan tegenslagen in het algemeen, maar als je de verzen 12-16 in zijn geheel neemt, en je leest alvast vooruit in vers 16, dan is het duidelijk dat Prediker hier de dood bedoelt, die allen treft.

Eén lot treft hen allen. Pixabay

Vs 15 Het lot van de dood treft ook mijzelf, zegt Prediker, wat heb ik dan aan die wijsheid, welk verschil maakt het?, waarom ben ik dan [toen] zo bovenmate wijs geweest? Het woord toen hebben niet alle vertalingen, maar lijkt wel goed te kunnen. Als het echt klopt lijkt het erop dat hier iemand aan het woord is, die inmiddels oud is en zijn sterven niet mijlenver van zich vandaan ziet. Waarom ben ik dan toen zo bovenmate wijs geweest? Predikers conclusie: ook dat, die wijsheid van mij, was hăbēl, damp, vluchtig, ijdel. Het is geen droge conclusie, want hij zegt: ik sprak in mijn hárt.

Hij motiveert zijn conclusie als volgt: er is immers voor eeuwig niet meer herinnering aan een wijze dan aan een dwaas? Wat er nu is, wordt in de dagen die komen allemaal vergeten. Hoe sterft de wijze met de dwaas?

Ziet Prediker dit nu wel goed? We zitten in de 21e eeuw nog na te denken over zijn woorden! Alles wat Prediker heeft opgeschreven is dus toch niet allemaal vergeten. Enerzijds denk ik dat Prediker hier te somber is. Anderzijds heeft hij natuurlijk wel degelijk een punt: dwaze mensen blijven net zo goed in herinnering als wijze mensen. Haman is een bijbels voorbeeld. Een man als Adolf Hitler is een eigentijdser voorbeeld, dat er aan een dwaas net zoveel herinnering is als aan een wijze. De wijze sterft 'met de dwaas', wat zoveel wil zeggen als 'net zo goed als de dwaas'.

Tenslotte: ik blijf met een vraag zitten: wát bedoelt Prediker nu precies met 'wijs' en wat met 'dwaas'? Ik heb Hitler 'dwaas' genoemd, maar klopt dat wel? Dan zou 'dwaas' hetzelfde zijn als 'slecht'. Bedoelt hij met 'wijs' zoiets als 'God dienen'? Maar hij heeft het hier helemaal niet over God, dat komt verderop, in vers 24 pas. Hij heeft het hier gewoon over 'wijs' en 'dwaas'. Enkele aanwijzingen hebben we wel: je moet oppassen met wijn drinken (vs 3) en met groots en prachtig leven (vs 4 - 8), dan kom je in de gevarenzone van de dwaasheid, maar toch: ook toen Prediker dát deed 'bleef zijn wijsheid bij hem' (vs 9). Maar God noemt hij nergens, hij spreekt hier steeds over 'wijsheid' en 'dwaasheid' op zichzelf. Dus zonder God kun je toch 'wijs' zijn.

Maar misschien ligt hierin juist de sleutel? Wil Prediker dát soms duidelijk maken? Buiten God kun je wijs zijn, grote dingen in het leven verrichten en het is uiteindelijk ... damp. En je sterft net zo goed als de dwaas. En het is bepaald niet gezegd dat mensen zich jou meer zullen herinneren dan een dwaas of een oplichter of wat dan ook. Het is deprimerend, maar er lijkt niet veel tegen de redenering in te brengen.


Reacties

Populaire posts van deze blog

2. Wie is de schrijver van Prediker?

55. Prediker 12: 2-8 ... voordat de kwade dagen komen (deel 2)

35. Prediker 7: 15 - 18 Wees niet al te rechtvaardig en wees niet al te goddeloos