8. Prediker 1: 12 - 18 Het kromme kan niet rechtgemaakt worden

12 Ik, Prediker, was koning over Israël in Jeruzalem.
13 Ik legde mij met heel mijn hart erop toe met wijsheid te onderzoeken, en na te speuren alles wat er onder de hemel plaatsvindt. Dat is een treurige bezigheid, die God aan de mensenkinderen gegeven heeft om zich ermee te vermoeien.
14 Ik heb alle werkzaamheden gezien die er onder de zon plaatsvinden, en zie, het was alles vluchtig en najagen van wind.


15 Het kromme kan niet rechtgemaakt worden
en wat ontbreekt, kan niet meegeteld worden

16 Ik overwoog in mijn hart: Zie, ik heb mijn wijsheid vergroot en vermeerderd, meer dan allen die vóór mij in Jeruzalem geweest zijn de hunne. Mijn hart heeft veel wijsheid en kennis ontdekt.
17 Ik legde mij met heel mijn hart erop toe wijsheid te kennen, en onverstand en dwaasheid te leren kennen. Ik merkte dat ook dit slechts najagen van wind is.

18 Want in veel wijsheid zit veel verdriet.
Wie kennis vermeerdert, vermeerdert leed.

Vs 12 Ik, Prediker, was koning over Israël in Jeruzalem. Je kunt dit vers opvatten als een duidelijk bewijs dat Prediker en Salomo één en dezelfde persoon moeten zijn geweest. Tegelijkertijd is het merkwaardig, dat dan de naam Salomo niet gewoon genoemd wordt, zoals in de Spreuken en het Hooglied wel gebeurt. Ik laat dit vraagstuk hier nu rusten, je kunt erover lezen in een eerdere aflevering

Vs 13 bestaat uit twee zinnen. Zin 1: Ik legde mij met heel mijn hart erop toe met wijsheid* te onderzoeken, en na te speuren alles wat er onder de hemel plaatsvindt. Deze zin is wel duidelijk: Prediker wil begrijpen hoe de wereld in elkaar steekt. In het voorgaande gedicht (vs 2-11) bleek dat al: hij denkt na over de kringloop van zon, wind en water. Hij denkt erover na of er echt nieuwe dingen gebeuren in de geschiedenis van de wereld.

* Een klein verschil is er nog in de vertaling mogelijk: in de HSV (hierboven) dat het zijn doel was 'mét wijsheid te onderzoeken'. In de KV legt dr. Aalders uit waarom volgens hem vertaald moet worden, dat Prediker zocht 'náár de wijsheid in alles wat onder de hemel gedaan wordt.' Als dr. Aalders gelijk heeft zocht Prediker dus meer specifiek naar wijsheid in het handelen van mensen.

Met de tweede zin in dit vers heb ik meer moeite. Het onderzoeken, genoemd in zin 1, dat is een treurige bezigheid, die God aan de mensenkinderen gegeven heeft om zich ermee te vermoeien. Wordt hier nu een negatieve rol aan God toebedeeld? Alsof Hij met opzet een onmogelijke taak op de schouders van mensen legt? Andere vertalingen geven niet een mildere vertaling van dit vers. Luther bijvoorbeeld vertaalt: 'Solch unselige Mühe hat Gott den Menschenkindern gegeben, daß sie sich damit quälen sollen'. In vers 1 - 11 kwam de naam van God niet voor en zonder die naam bleek alles zinloos, lucht en leegte, ijdelheid te zijn. En nu kómt die Naam ... en het gaat over iets negatiefs wat Hij aan ons mensen geeft. Is het een straf op onze zonde? Geeft God dáárom 'een treurige bezigheid' om zich daarmee te kwellen'? Ik kom er niet goed uit...

Vs 14 In het vorige vers zei Prediker al dat hij alles probeerde na te speuren wat er onder de hemel plaatsvindt. En hier zegt hij het nog eens, maar nu met zijn conclusie er direct achteraan: Ik heb alle werkzaamheden gezien die er onder de zon plaatsvinden, en zie, het was alles vluchtig en najagen van wind. Najagen wijst op inzet, inspanning, je best doen. Waarvoor? Voor ... wind. Terugdenkend aan het gedicht van vers 2 - 11 zou je het zo kunnen zeggen: we kunnen ons inspannen voor van alles en nog wat, met veel toewijding en enthousiasme, we kunnen streven naar iets nieuws, maar uiteindelijk bereiken we ... leegte, wind.

Vs 15 Een lastig vers: Het kromme kan niet rechtgemaakt worden, en wat ontbreekt kan niet meegeteld worden. Om de betekenis enigszins te begrijpen 'moeten wij het verband met wat er voorafgaat niet uit het oog verliezen' (dr. Aalders in de KV).  In het voorafgaande ging het om de gigantische inspanning van Prediker om van alles wat er onder de hemel plaatsvindt (vs 13) en met name van alle werkzaamheden die onder de zon plaatsvinden (vs 14) de diepere zin te begrijpen. Hééft het allemaal zin? En dan zegt Prediker hier: het kromme kan niet rechtgemaakt worden. Wat niet goed (krom) is in deze wereld, we kunnen het niet verbeteren, niet recht maken. En wat ontbreekt kan niet meegeteld worden. Er is dus veel gebrek in deze wereld, veel wat ontbreekt, en wij kunnen dat gebrek niet aanvullen, we hebben er geen oplossing voor.
'Krom' in deze wereld. - Pixabay.com

Vs 16 Als íemand de wereld had kunnen verbeteren, als íemand 'het kromme recht had kunnen maken' (vs 15) of een oplossing had kunnen bedenken voor al het gebrekkige, dan had ik het moeten zijn, zegt Prediker voor mijn gevoel in vers 16 en 17. Ik had er de positie voor en ik had er de meeste mogelijkheden voor en ik heb het met heel mijn hart geprobeerd, in alle wijsheid. Hij zegt het zo: Ik overwoog in mijn hart: Zie, ik heb mijn wijsheid vergroot en vermeerderd, meer dan allen die vóór mij in Jeruzalem geweest zijn de hunne. Mijn hart heeft veel wijsheid en kennis ontdekt. (vs 16) Ik legde mij met heel mijn hart erop toe wijsheid te kennen, en onverstand en dwaasheid te leren kennen. (vs 17a) En het resultaat? Kon Prediker daardoor het kromme rechtmaken? Helaas, hoe hij ook probeerde: Ik merkte dat ook dit slechts najagen van wind is. Najagen van wind, lucht, leegte, ijdelheid, damp.

Nog drie opmerkingen bij vers 16 en 17.
  1. Prediker gebruikt hier steeds het woord hart waar wij misschien eerder aan 'hoofd' of 'verstand' zouden denken. Ik overwoog in mijn hart. Dingen overwegen doen wij toch met ons hoofd, ons verstand? Mijn hart heeft veel wijsheid en kennis ontdekt. Als het over wijsheid en kennis gaat, zijn wij sneller geneigd om dat in verband te brengen met onze hersenen, toch? Ik legde mij met heel mijn hart erop toe wijsheid te kennen... Wijsheid kennen... zouden wij daar niet eerder ons hoofd voor gebruiken? Maar Prediker gebruikt steeds het woord hart om duidelijk te maken, dat hij er met hart en ziel, met verstand én emoties, met zijn hele mens-zijn bij betrokken is.
  2. In de Studiebijbel vond ik dat de meest juiste vertaling van 'al Jeruzalem' (vs 16) is: 'over Jeruzalem'. Zodat Prediker hier zegt: ik heb mijn wijsheid vergroot en vermeerderd, meer dan allen die die vóór mij over Jeruzalem geweest zijn, ofwel: meer dan allen die vóór mij over Jeruzalem geregeerd hebben. Dit zou een argument kunnen zijn voor de opvatting dat Prediker níet Salomo is. Immers, de 'allen' die vóór Salomo over Jeruzalem geweest zijn, wie zijn dat? Het meest voor de hand liggende antwoord is: alleen David. Zelfs als je Melchizedek, de priester-koning uit Genesis 14:18 meerekent, kom je niet verder dan twee personen. Of moet je denken aan heidense koningen die lang vóór David over Jeruzalem regeerden?
  3. Er staat iets zeer merkwaardigs in vers 17: Ik legde mij met heel mijn hart erop toe wijsheid te kennen... oké, tot zover snap ik het, maar dan: ... en onverstand en dwaasheid te leren kennen. Zegt hij hier nu werkelijk dat hij zich tot het uiterste ingespannen heeft om het dwaze te leren kennen? Ja, het staat hier echt. Het betekent dus dat Prediker in zijn zoektocht naar wijsheid ook het tegendeel van wijsheid, onverstand en dwaasheid heeft onderzocht. Hij zegt dat hij probeerde het te leren kennen. Dat is iets anders dan 'onder de loep nemen' of 'beschouwen'. Er zit iets in van 'uitproberen'. Uitproberen van onverstand en dwaasheid. Dat dit juist is wordt straks in hoofdstuk 2 duidelijk: kijk bijvoorbeeld alvast naar hoofdstuk 2:3 waar staat dat Prediker de wijn uitgeprobeerd heeft. En in de verzen 4 - 10 daarna beschrijft Prediker hoe hij zich buitensporige rijkdom verwierf en hoe hij zorgde voor allerlei plezier (vs 8,10). Ik denk dat hij hier, in vers 17 van dit eerste hoofdstuk, al daaraan vooruitdenkt, als hij zegt dat hij onverstand en dwaasheid probeerde te leren kennen.
Vs 18 Want in veel wijsheid zit veel verdriet
Wie kennis vermeerdert, vermeerdert leed.

Om te beginnen: dit vers is een mooi voorbeeld van een zogeheten parallellisme, zoals dat in de Bijbel zo vaak voorkomt. Er wordt op poëtische wijze twee keer hetzelfde gezegd met iets andere woorden:
  • in veel wijsheid ----------------> zit veel verdriet
  • wie kennis vermeerdert -------> vermeerdert leed
Op onze christelijke middelbare school gebruikten we als leerlingen deze tekst wel eens als grapje, bijvoorbeeld als een docent naar onze smaak te veel huiswerk opgaf. 'Niet te veel huiswerk meneer, wie kennis vermeerdert, vermeerdert smart'. We voelden zelf ook wel aan dat dit niet de bedoeling van de tekst kon zijn, maar toch: wat is dan wél de bedoeling?
De oplossing is vrij simpel: dit vers begint met het woord 'want': Want in veel wijsheid zit veel verdriet. Het moet dus in samenhang met het voorgaande begrepen worden. En dus betekent het zoiets als 'hoe meer je de dingen van het leven onderzoekt, hoe meer je probeert alles wat er onder de zon gebeurt te doorgronden, hoe meer je ervan overtuigd raakt dat het leven een gebroken leven is; er is veel 'krom' (vs 15) en we kunnen het niet 'recht' maken. Dat inzicht maakt verdrietig.

Reacties

Populaire posts van deze blog

2. Wie is de schrijver van Prediker?

55. Prediker 12: 2-8 ... voordat de kwade dagen komen (deel 2)

35. Prediker 7: 15 - 18 Wees niet al te rechtvaardig en wees niet al te goddeloos