14. Prediker 3: 9 - 15 Ik weet dat alles wat God doet, voor eeuwig blijft

Het gedicht van de voorgaande acht verzen ging over de eindeloze cirkelgang in het leven van ons, mensen, en de grote tegenstellingen daarin. Soms lachen we, soms huilen we, er is een tijd om te omhelzen en soms zijn we daar ver van vandaan, soms bouwen we op, dan weer breken we af, er is een tijd om lief te hebben en een tijd om te haten. We maken relaties kapot en we proberen relaties weer te herstellen. Je hóórt Prediker bijna hardop denken: 'waar zijn we toch mee bezig?' als hij vervolgt:

9 Welk voordeel heeft hij die werkt, van datgene waarvoor hij zwoegt?
10 Ik heb gezien welke bezigheid God de mensenkinderen gegeven heeft om zich daarmee te vermoeien.
11 Hij heeft alles op zijn tijd mooi gemaakt. Ook heeft Hij de eeuw in hun hart gelegd, zonder dat de mens het werk dat God gedaan heeft, van het begin tot het eind kan doorgronden.
12 Ik heb gemerkt dat er voor hen niets beter is dan zich te verblijden en het goede te doen in hun leven,
13 ja ook, dat ieder mens eet en drinkt en het goede geniet van al zijn zwoegen. Dat is een gave van God.
14 Ik weet dat alles wat God doet, voor eeuwig blijft; niets is eraan toe te voegen, niets ervan af te doen, en God doet het opdat men vreest voor Zijn aangezicht.


15 Wat er is, was er al,
en wat er zijn zal, is er al geweest.
God zoekt wat voorbijgegaan is.

Vs 9 is een vraag die logisch volgt op het gedicht (vs 1-8). Waar zijn wij mensen toch mee bezig? Wat zwoegen we toch? Welk voordeel levert het ons op om het ene moment op te bouwen en het andere moment af te breken in onze relaties? Je zou kunnen zeggen; dit is - net als eerder - een retorische vraag; het antwoord moet zijn: het levert ons niets op, alles is zinloos. Maar daarmee zouden we geen recht doen aan de verzen die Prediker laat volgen. Want het antwoord dat hij geeft is veel genuanceerder, het ontkent niet het negatieve, maar geeft ook het positieve en hoopvolle weer. Laten we zijn antwoord proberen te volgen:

Vs 10 Enerzijds is al dat zwoegen van ons, dat intermenselijk bezig zijn, een bezigheid die God de mensenkinderen gegeven heeft om zich daarmee te vermoeien, zegt Prediker.

Vs 11 Anderzijds zegt hij dat God het mooi gemaakt heeft. Hij heeft alles op zijn tijd mooi gemaakt. De woorden alles op zijn tijd verwijzen overduidelijk naar het gedicht in de verzen 1 tot en met 8; voor alles is er een tijd (vs 1), er is een tijd voor A en een tijd voor B (vs 2-8). Zegt Prediker nu echt, dat God op een bepaalde manier de hand heeft in al dat afbreken en opbouwen, dat haten en liefhebben van ons? Heeft Híj dat alles op zijn tijd mooi gemaakt? Ja, het vervolg van dit vers maakt ook dat besef van een hogere hand duidelijk: ook heeft Hij de eeuw in hun hart gelegd. Hij heeft een besef van eeuwigheid in ons hart gelegd, een besef van een hogere orde, een hoger doel. Maar begrijpen doen we het niet; God heeft weliswaar de eeuw in ons hart gelegd, maar zonder dat de mens het werk dat God gedaan heeft en bezig is te doen, van het begin tot het eind kan doorgronden. Ik denk dat er in deze formulering ook iets positiefs schuilt; ook al kunnen we het niet van A tot Z, van het begin tot het het eind doorgronden, we kunnen er wel zoveel van doorgronden dat we zien dat God alles op zijn tijd mooi gemaakt heeft, dat er een hogere besturing ís, dat er een hoger doel ís. Daar zit troost in.

Vs 12,13 En daarom, zegt Prediker, is er niets beters te doen dan zich te verblijden en het goede te doen. Dat 'niets beters' drukt iets uit van de teleurstelling dat we niet alles kunnen doorgronden. Maar tegelijk beveelt hij het 'zich verblijden en het goede doen' - dat is iets actiefs! - echt aan. 'Niets beters' is ook tegelijk 'het beste'. Dat je in al je zwoegen bewust van het goede geniet, dat is een gave van God, het is iets heerlijks.

Vs 14 En ook al begrijpt Prediker niet wat God doet, hij snapt toch wél - en dat is troostrijk - dat alles wat God doet, voor eeuwig blijft, dat heeft een blijvende waarde, eeuwigheidswaarde zelfs. Wat God doet, dat doet Hij, zonder dat wij het doorzien, door heel ons menselijk gezwoeg heen; door ons opbouwen en afbreken (vs 3), ons zwijgen en spreken (vs 7), door ons rouw bedrijven en ons huppelen (vs 4) heen, en dat blijft voor eeuwig. Daarom moeten wij ons verblijden en het goede doen, dat is: je verantwoording nemen en we moeten van al ons zwoegen eten en drinken en genieten, dat is: op zijn tijd achterover leunen. Dit vertrouwen heeft Prediker; God is met iets bezig wat eeuwigheidswaarde heeft en Hij bepaalt volmaakt hoe Hij dat doet en wát Hij doet; niets is eraan toe te voegen, niets ervan af te doen. Als wíj het zouden willen regelen, dat zou pure hoogmoed zijn. We moeten onze plaats weten; God doet het opdat (met het doel dat) men vreest voor Zijn aangezicht. Voor de duidelijkheid: 'vrezen' in de Bijbel betekent lang niet altijd 'angst hebben voor' maar 'ontzag hebben voor'. In angst zit de neiging tot vluchten, in ontzag zit de neiging tot knielen. In dit vers gaat het over het laatste.

Vs 15 Datgene wat God doet uit vs 14, wat eeuwig blijft, dat brengt Prediker weer terug bij een eerder uitgesproken gedachte, namelijk dat er 'niets nieuws is onder de zon'. Kijk maar in hoofdstuk 1: 9, daar vind je een tekst die heel erg lijkt op dit vers 15:

Wat er is, was er al
en wat er zijn zal, is er al geweest.
God zoekt wat voorbijgegaan is.

De eerste regel is duidelijk. De laatste regel is een beetje vaag en luidt in de oude Statenvertaling 'God zoekt het weggedrevene'. Dat is nog verwarrender. Ik heb altijd gedacht, dat daarmee iets bedoeld werd in de zin van 'God zoekt zondaren op'. Op zichzelf een mooie waarheid, maar die komt hier dan wel een beetje uit de lucht vallen. Volgens de verklaringen die ik gebruik betekent het Hebreeuws zoiets als: 'God zorgt ervoor dat al deze dingen zich steeds weer blijven herhalen'. En de kanttekeningen bij de oude Statenvertaling blijken dat ook precies te zeggen. God zorgt voor continuïteit. 'Hij doet lente, zomer, herfst en winter, elk op hun seizoen wederkomen' (fragment uit de kanttekening op vs 15). Mooi vind ik dat...

Pixabay

Reacties

Populaire posts van deze blog

2. Wie is de schrijver van Prediker?

35. Prediker 7: 15 - 18 Wees niet al te rechtvaardig en wees niet al te goddeloos

55. Prediker 12: 2-8 ... voordat de kwade dagen komen (deel 2)