19. Prediker 4: 7-12 Twee zijn beter dan één
In de verzen 4 tot en met 6 ging het ook al over té hard zwoegen. Hier ook, maar Prediker voegt een nieuw element toe: doe je alles in je eentje of werk je samen?
7 Opnieuw zag ik iets vluchtigs onder de zon.
8 Er is één, en geen tweede. Hij heeft ook geen kind of broer en toch komt er geen einde aan al zijn zwoegen. Ook wordt zijn oog niet verzadigd van rijkdom. Nooit is het: Voor wie tob ik mij af en laat ik mijzelf het goede ontbreken? Ook dat is vluchtig en een treurige bezigheid.
9 Twee zijn beter dan één, want samen krijgen zij een goede beloning voor hun zwoegen.
10 Want als zij vallen, helpt de één zijn metgezel overeind. Maar wee die ene die valt, terwijl er geen tweede is om hem overeind te helpen.
11 Ook als er twee bij elkaar liggen, hebben zij warmte, maar hoe moet één alleen warm worden?
12 En als iemand de één overweldigt, zullen die twee tegen hem standhouden. Een drievoudig snoer wordt niet snel gebroken.
Vs 7 maakt duidelijk dat Prediker zich niet zomaar iets voorstelt, maar dat wat hij nu gaat zeggen echt gebaseerd is op dingen die hij in de praktijk gezien heeft. 'Opnieuw zag ik' ... De beeldende, directe manier van schrijven in het volgende vers versterkt dat nog: Prediker vertelt hier gewoon wat hij bij iemand heeft waargenomen en probeert daar dan lessen uit te trekken:
Vs 8 'Ik zag iemand die alleen op de wereld was', zo vertaal ik de zin 'er is één, maar geen tweede' voor mezelf. Je kunt er van alles bij bedenken; iemand die nooit getrouwd was, een weduwnaar, ... Hij heeft ook geen kind of broer. Je zou willen zeggen tegen zo iemand: er zijn genoeg mensen op de wereld, zoek een goede vriend, zoek een lieve vrouw, probeer contact te leggen. Maar dat doet de persoon die Prediker heeft gezien niet. Hij stort zich als een malle op zijn werk, zonder zich af te vragen: 'voor wie tob ik mij af?' en hij gaat zelfs zover, dat hij zichzelf 'het goede laat ontbreken': misschien gunt hij zichzelf niet een goede maaltijd, neemt niet op tijd pauze, zoiets zal Prediker bedoelen. Maar voor welk nobel doel slooft hij zich dan zo uit? Voor nog meer rijkdom dan hij al bezit: zijn oog wordt niet verzadigd van rijkdom. Hij is onverzadigbaar: als hij bij een ander iets moois ziet, wil hij het ook hebben. Hebben, hebben, meer, meer! Triest, want hij heeft niemand om het mee te delen, om er samen van te genieten; ook dat is vluchtig, hăbēl, damp en een treurige bezigheid.
Je zou kunnen denken: overdrijft Prediker niet een beetje? Heeft hij dit extreme voorbeeld van individualisme en hebzucht echt in de praktijk gezien? Ik moet denken aan iemand uit mijn familie, die ik goed ken, die van baan veranderde. Hij kwam terecht bij een snelgroeiend IT-bedrijf, waar hij samen met één andere man de financiële administratie zou gaan verzorgen. Deze man zat tot over de oren in het werk, maar in plaats van blij te zijn met een nieuwe werkkracht naast hem, maakte hij het zijn nieuwe collega onmogelijk zijn werk te doen. Vanaf dag één kón en wílde hij niet samenwerken, hij wilde liever geen enkele taak overdragen en hij kón het niet laten om alles wat de nieuwe werknemer deed te controleren. Dat familielied van mij is echt niet kinderachtig, ik ken hem als een harde zakenman zelfs, maar bij dát bedrijf was hij binnen een paar maanden weg: hij durfde niet meer naar zijn werk! De directieleden van het bedrijf voerden een indringend gesprek met de man die niet kon samenwerken. Zij maakten zich zorgen over hem én over het bedrijf: 'alle kennis van bepaalde zaken en processen zit alleen maar in jóuw hoofd', zeiden ze tegen hem, 'en jij werkt nú al van 's morgens vroeg tot 's avonds laat, en er komt meer werk bij, want we groeien! We willen dat jij dit werk gaat delen met iemand anders. Stel je voor dat jij in het ziekenhuis belandt, wat moeten wij dan?' Toen antwoordde die man letterlijk: 'ik kan in het ziekenhuis toch ook gewoon draadloos op mijn laptop werken?'
![]() |
Voor wie tob ik mij af? Pixabay.com |
Het enige verschil tussen deze financieel administrateur en de man die Prediker voor ogen had, was het feit dat deze man getrouwd was. Zijn vrouw werkte ook dag in, dag uit, ze hadden geen kind, ze hadden wel geld als water, maar gunden zichzelf niet meer dan een paar weken zomervakantie. Nooit was het: voor wie tob ik mij af en laat ik mijzelf het goede ontbreken? Ik kon de berichten van mijn familielied eerst bijna niet geloven, zo extreem, maar toen zijn vrouw me vertelde dat hij 's morgens in tranen was, omdat hij niet naar zijn werk durfde, moest ik het wel geloven: sommige mensen zijn echt zo. Ik denk niet dat Prediker overdrijft.
Maar in plaats van meewarig het hoofd te schudden over anderen, moet ik natuurlijk naar mijzelf kijken: is het bij mijzelf in balans? Zit die hebberigheid in mij, dat niet willen delen? Voor wie tob ík mij af? O barmhartige God, leer mij om te leven voor U en voor mijn naaste, en laat mij de vreugde daarvan genieten.
Vs 9 - 12 In deze verzen noemt Prediker eerst het punt dat hij wil maken en geeft daarna vier argumenten om dat te ondersteunen. De stelling is: twee zijn beter dan één. Het gaat in deze stelling over samenwerken en elkaar helpen. Je hebt elkaar als mens blijkbaar nodig.
Het eerste argument is: samen krijgen zij een goede beloning voor hun zwoegen. Je kunt je afvragen of dit een sterk argument is; krijgt iemand die alleen werkt een minder goede beloning dan? Ik weet niet precies wat Prediker hier bedoelt. Misschien: met zijn tweeën kun je meer werk verzetten en dus is je uiteindelijke beloning - zelfs al moet je de opbrengst delen - tóch hoger. Of: als je samen iets bereikt met je zwoegen dan is dat al een beloning op zich. In ieder geval is het fout om te veronderstellen dat alles in je eentje doen, de beste beloning oplevert.
Het tweede argument gaat over het helpen van elkaar bij een ongeluk. Prediker vertelt dat heel beeldend: als je alleen bent en je valt, is het soms heel lastig om weer op te krabbelen. Maar ben je met zijn tweeën, dan helpt de één zijn metgezel overeind.
Het derde argument is ook zo'n direct beeld: het is koud en je probeert te slapen, maar het lukt je maar niet om warm te worden en je ligt te klappertanden. Als je dan tegen elkaar kunt aankruipen dan heb je wat aan elkaar lichaamswarmte. Zo kruipt een vrouw tegen haar man aan, een kind tegen zijn moeder, een soldaat in het veld tegen zijn kameraad. Maar hoe moet één alleen warm worden? Dat lukt niet.
Het vierde argument: met zijn tweeën kun je een aanval beter afslaan dan in je eentje. Als iemand de één overweldigt, zullen die twee tegen hem standhouden.
En dan volgt nog een soort slotspreuk: een drievoudig snoer wordt niet snel verbroken. Volgens de Studiebijbel komt in het Gilgamesj-epos een soortgelijke uitdrukking over een drievoudig snoer voor. De bedoeling is, denk ik, niet zozeer om letterlijk te zeggen dat drie nog beter is dan twee, maar meer in het algemeen, dat 'samen' beter is dan 'alleen'. En toch heeft dat getal drie ook iets intrigerends; Ik denk als vanzelf aan de Drie-eenheid. En heb je wel eens een touw uit elkaar gehaald? Heel vaak bestaat het uit drie in elkaar gedraaide koorden; een drievoudig snoer. Eén koordje is nog stuk te trekken, maar probeer dat maar eens met drie in elkaar gedraaide koorden!
Reacties
Een reactie posten