24. Prediker 4: 17 t/m Prediker 5: 6 - Deel C: H. 5: 3 t/m 6 Kom na wat u belooft!

Om te blijven beseffen dat hoofdstuk 4: 17 tot en met hoofdstuk 5: 6 één geheel is over het thema 'Vrees God!' geef ik hier (opnieuw) het gehele gedeelte weer. Daarna nemen we de verzen 3 t/m 6 uit hoofdstuk 5 onder de loep.


H. 4: 17 Let op uw voeten
als u naar het huis van God gaat.
Het is beter dat men naderbij komt om te luisteren
dan om als dwazen een offer te geven,
want die weten niet dat zij kwaad doen.

H. 5: 1 Wees niet te snel met uw mond,
en laat uw hart zich niet haasten
een woord te uiten voor het aangezicht
van God.
Want God is in de hemel
en u bent op de aarde.
Laat daarom uw woorden weinig in aantal zijn.
2 Want zoals de droom komt door veel bezigheid,
zo ook het gepraat van de dwaas door veelheid van woorden.

3 Wanneer u aan God een gelofte doet,
stel dan niet uit die na te komen,
want Hij heeft geen welgevallen aan dwazen.
Kom na wat u belooft.
4 Het is beter dat u niet belooft,
dan dat u belooft maar niet nakomt.
5 Sta uw mond niet toe,
uw vlees te doen zondigen.
Zeg ook niet in de tegenwoordigheid van de engel:
dat was een vergissing.
Waarom zou God zeer toornig worden om wat u zegt,
en het werk van uw handen te gronde richten?
6 Want zoals er in een veelheid aan dromen veel vluchtigs is,
zo is het ook met de veelheid van woorden.
Daarom: vrees God!

H. 5: 3-6 : kom je beloften aan God na!
Moet ik dat offeren? Pixabay.com
Vs 3,4 Een belofte aan God doen in het oude Israël kwam meestal neer op iet als: 'Als U, Heere, mij dit of dat geeft, dan zal ik U mijn ... dier, lam, rund, deel van de oogst, iets in natura ... als offer brengen. Maar als God jouw gebed verhoorde en je zag je kostbare lam of rund ... Wat jammer om dat beest te moeten slachten en te verbranden op het altaar... Kom na wat u belooft! Beter niets beloven, dan beloven en niet doen. God heeft geen welgevallen aan dwazen, zegt Prediker. Als je God iets belooft en je komt je belofte niet na, ben je een dwaas.

Vs 5 Klets je er niet uit tegenover 'de engel', dat is ongetwijfeld de priester in de tempel (Hebreeuws: de boodschapper) met een smoesje: die belofte, dat was een vergissing. God kijkt tot in je hoofd, in je hart. Waarom zou je God boos maken door te liegen? Waarom zou God toornig worden en het werk van uw handen te gronde richten? Kennelijk merkte men daarin de straffende hand van God op: mislukte oogst, ziekte onder mijn vee, de bouw van mijn huis lukt niet. Het kán dus volgens Prediker zo zijn, dat wij God toornig maken 'door wat wij zeggen', door te zeggen: 'Dat heb ik wel beloofd, maar dat ga ik niet letterlijk zo doen, Heere God'. En ook al zegende Hij ons eerst (waarom we juist onze belofte zouden moeten nakomen), dan kán Hij in plaats van zegen tegenslag geven. Tegenslag in het leven kán dus een boodschap van God zijn: 'Mensenkind, je kunt Mij niet misbruiken, je vroeg Mij om een bepaalde zegen, en je deed er een belofte bij! Nu gaf Ik jou heel duidelijk de zegen waar je om vroeg, maar je verdraait je vroegere woorden om je belofte niet na te hoeven komen.'

Voor de duidelijkheid: dat betekent natuurlijk niet dat we iedere tegenslag in ons leven als de straffende hand van God moeten zien, zeker niet bij een ander. (Lukas 13: 1 - 5, Johannes 9: 1 - 3) Maar anderzijds leert Prediker ons hier wel iets: God is niet de Oneindig Verre, die zich nergens mee bemoeit en de dingen aan het toeval overlaat, hoe wij ons ook gedragen. Integendeel: God ís echt Iemand en Hij hóórt ons als wij Hem plechtig iets beloven en Hij gééft zegen, En Hij is ook echt toornig, zegt Prediker, als wij onze woorden verdraaien en onze belofte niet nakomen.

Ik sprak ooit iemand met een enorme blauwe duim, hij had er per ongeluk keihard op geslagen. En hij zei, dat hij zich afvroeg wat God daarmee tegen hem wilde zeggen. Moest hij op zijn leeftijd nog wel zoveel lichamelijk werk verzetten? Of wilde God dat hij wat rustiger aan zou doen? Ik moest er toen om lachen, vond het eerlijk gezegd een beetje overdreven. Maar nu denk ik: het is wel logisch; die man leefde dicht bij God, en het was voor hem volkomen natuurlijk om zich af te vragen of God hem iets duidelijk wilde maken door deze kleine tegenslag. Waarom zou ik pas aan God beginnen te vragen, wat Hij wil duidelijk maken, als ik in het ziekenhuis beland?

Vs 6 Hier zegt Prediker opnieuw dat er in een veelheid van woorden meestal veel vluchtigs is. Hoe meer je zegt, hoe minder inhoud, zo is het vaak.

Want zoals er in een veelheid aan dromen veel vluchtigs is,
zo is het ook met de veelheid van woorden.

De zin begint met 'want' en het lijkt me het meest logisch om dit direct in verband te brengen met de vorige zin (vs 5): waarom zou God toornig worden om wat u zegt. Het ging in vers 5 om iemand die bij de priester een smoesje opdist om zijn belofte niet te hoeven inlossen. Dus waarschijnlijk bedoelt Prediker hier dat mensen die hun belofte niet nakomen vaak veel woorden nodig hebben om zich te rechtvaardigen.

Prediker besluit met een korte oproep, die heel goed als kopje boven het gehele gedeelte had kunnen staan: Vrees God! Niet in de zin van 'wees bang voor Hem', maar in de betekenis 'neem Hem serieus', 'wees eerbiedig', 'heb ontzag'.

(Terzijde: de formulering van vers 6 doet sterk denken aan vers 2. Knoopt dit de verzen 3 t/m 6 niet vast aan vers 1 en 2, zodat er misschien toch sprake is van één gedeelte en één thema, namelijk het te snel een loze belofte doen aan God? In dat geval zouden vers 1 en 2 niet zozeer over het bidden gaan, maar toch meer over het (niet te snel) doen van een belofte. Dan is het onderscheid tussen de verzen 1,2 (bidden) en de verzen 3-6 (loze beloften) te gekunsteld. Ik blijf het lastig vinden.)

Reacties

Populaire posts van deze blog

2. Wie is de schrijver van Prediker?

55. Prediker 12: 2-8 ... voordat de kwade dagen komen (deel 2)

35. Prediker 7: 15 - 18 Wees niet al te rechtvaardig en wees niet al te goddeloos