28. Prediker 6: 1 - 2 Rijk en ongelukkig

In Prediker 6 laat Prediker nog steeds zijn gedachten gaan over rijkdom en het al dan niet kunnen genieten daarvan. Als ik het goed zie horen de verzen 1 t/m 9 min of meer bij elkaar. Daarom geef ik dat stuk tekst hieronder in zijn geheel weer, maar ik bespreek alleen de eerste twee verzen, anders wordt dit een erg lang stuk.

1 Er is een kwaad dat ik gezien heb onder de zon, en het komt veel voor onder de mensen:
2 een man, aan wie God rijkdom, bezittingen en eer geeft, heeft voor zichzelf geen gebrek aan al wat hij verlangt, maar God staat hem niet toe iets ervan te gebruiken. Iemand anders, een onbekende, verbruikt het. Dat is vluchtig. Een bittere kwelling is dat.

3 Als iemand honderd kinderen verwekt
en vele jaren leeft,
zodat de dagen van zijn jaren vele zijn,
maar hij zichzelf niet verzadigt met het goede,
en er zelfs geen graf voor hem is,
dan is, zeg ik, een misgeboorte beter af dan hij.

4 Want die komt tevergeefs ter wereld,
gaat heen in duisternis
en zijn naam wordt in de duisternis bedekt.
5 Ook heeft hij de zon niet gezien
of gekend:
Hij heeft meer rust dan die man.

6 Ja, al leefde hij tweemaal duizend jaar,
maar hij had het goede niet gezien - 
gaan zij niet allen naar een en dezelfde plaats?

7 Al het zwoegen van de mens is voor zijn mond
en toch wordt de begeerte niet vervuld.
Wat heeft immers de wijze vóór op de dwaas?
Wat baat het de arme dat hij weet
met de levenden om te gaan?
9 Beter is het zien van de ogen
dan het gaan in de weg van de begeerte.
Ook dat is vluchtig en najagen van wind.

Vs 1 en 2 We bekijken eerst de verzen 1 en 2 omdat die een lijnrechte tegenstelling lijken te vormen met de voorgaande twee verzen; vers 18 en 19 uit hoofdstuk 5. Het blijkt uit de woordkeus: ook daar was sprake van rijkdom en bezittingen, die God geeft. Maar daar zegt Prediker dat God toestaat om daarvan te eten [...] en te nemen, terwijl hier gezegd wordt: God staat hem niet toe iets ervan te gebruiken, of om 'ervan te genieten' (NBV, Luther). Dat is een bittere kwelling voor iemand die geen gebrek heeft aan alles wat hij verlangt.

Terzijde: ik vind de formulering 'God staat hem niet toe' wel een lastige. Je zou erin kunnen lezen dat God die mens dwarszit, maar het is onlogisch te denken dat Prediker dát bedoelt. De oude Statenvertaling vertaalt het letterlijker, en wat mij betreft beter, als zij spreekt over 'God geeft hem macht' (Pred. 5: 18) en 'God geeft hem de macht niet', hier in vers 2. Je moet het, denk ik, zoals op vele andere plaatsen in de Bijbel, zó zien dat mensen hun eigen verantwoording hebben en hun eigen beslissingen moeten nemen en dat dit tegelijkertijd tóch iets is, waar God niet buiten staat, maar waarin Hij op een bepaalde manier de leiding houdt.
Rijk, maar ongelukkig. Pixabay

Terug naar de hoofdzaak: Het is dus een kwaad dat veel voorkomt onder de mensen, dat men rijk is en een persoon met aanzien (God geeft eer), dat men voor zichzelf alles heeft wat men verlangt, en er toch niet van geniet. En dan staat er iets opmerkelijks: iemand anders verbruikt het! Dat doet weer denken aan het oppotten van rijkdommen, zoals we zagen in hoofdstuk 5: 12-14 zonder dat de eigenaar het gebruikt. En ja, maak je er zelf geen gebruik van, dan zal op een gegeven ogenblik een ander het wel doen, zo zit het leven in elkaar. Je zou erom kunnen lachen, maar dat doet Prediker hier in deze verzen niet, zijn woordkeus is ernstig; hij lijkt eerder een soort medelijden met dit soort mensen te hebben. Hij noemt het een kwaad dat hij gezien heeft, en een bittere kwelling

In de volgende blogpost nemen we de verzen 3 tot en met 9 onder de loep.

Reacties

Populaire posts van deze blog

2. Wie is de schrijver van Prediker?

55. Prediker 12: 2-8 ... voordat de kwade dagen komen (deel 2)

35. Prediker 7: 15 - 18 Wees niet al te rechtvaardig en wees niet al te goddeloos