30. Prediker 6: 7 - 9 Geniet van wat je wél hebt

In aansluiting op het gedeelte over een rijke man die niet kan genieten, waarvan Prediker zegt dat een doodgeboren kindje meer rust heeft dan zo'n man, volgen nu de volgende verzen:

7 Al het zwoegen van de mens is voor zijn mond
en toch wordt de begeerte niet vervuld.
8 Wat heeft immers de wijze vóór op de dwaas?
Wat baat het de arme dat hij weet
met de levenden om te gaan?
9 Beter is het zien van de ogen
dan het gaan in de weg van de begeerte.
Ook dat is vluchtig en najagen van wind.

Vs 7 Stel: dit vers gaat nog steeds over die man die niet van rijkdom kan genieten uit de voorgaande verzen. Dan krijgen we een hier een heel logisch vervolg: al het zwoegen van die man is voor zijn mond maar toch wordt op de een of andere manier zijn begeerte niet vervuld. Hij wil altijd maar meer. Dit is het uitgangspunt in de KV.
Pixabay

Je zou deze woorden echter ook kunnen opvatten (zoals bijvoorbeeld de BMU doet) als een algemene stelling: een mens moet eten, daarom blijft hij maar zwoegen, maar het geluk vindt hij er niet door. In dat geval neem je de woorden 'voor zijn mond' heel letterlijk.

Ik heb een lichte voorkeur voor deze laatste zienswijze, want als de eerste bedoeld zou zijn, dan zou je verwachten dat Prediker in het volgende vers een arm iemand die wél kan genieten voor het voetlicht gaat brengen, maar dat gebeurt niet. Hij spreekt wel over de arme, maar hij schildert die niet positief af ten opzichte van de rijke. Integendeel: zowel de arme als de wijze hebben geen voordeel ten opzichte van anderen, dat lijkt de stelling in vers 8:

Vs 8 Wat heeft immers de wijze vóór op de dwaas?
Wat baat het de arme dat hij weet
met de levenden om te gaan?

Dit vers 'is heel moeilijk' zegt dr. G. CH. Aalders in de KV 'en de uitleggers kunnen het over de juiste betekenis maar niet eens worden'. Ik vind het vers inderdaad ook erg moeilijk. De oplossing die dr. Aalders voorstelt (hij legt in 3 pagina's uit dat je de eerste zin van vers 8 als een vraag moet zien, en dat de tweede vraag in feite het antwoord is) volg ik niet. Maar hoe zit het dan in dit vers?

De vertalingen en verklaringen die ik gebruik gaan, als ik het goed zie, uit van twee (retorische?) vragen achter elkaar, en waarschijnlijk is het twee keer dezelfde vraag in een iets andere vorm:
  1. Wat heeft de wijze vóór op de dwaas?
  2. Wat baat het de arme dat hij 'weet met de levenden om te gaan'? (Daarmee wordt ook een soort wijsheid bedoeld)
De gedachte die in dit hoofdstuk steeds op de achtergrond aanwezig is, is deze: ieder mens sterft vroeg of laat. Bijna direct hiervoor, in vers 6 zei Prediker nog: 'gaan zij niet allen naar een en dezelfde plaats?' Met die gedachte op de achtergrond zijn de twee retorische vragen van vers 8 volkomen helder: wat heeft de één voor op de ander? 

Geniet van wat je wél hebt. Pixabay

Vs 9 En dáárom: het is beter te genieten van wat je ogen zien (te 'genieten van iets tastbaars' (NBV) of 'zu gebrauchen was vor Augen ist' (Luther, 1984) dan naar het onbereikbare te verlangen. Want dat gaan in de weg van de begeerte, dat is najagen van wind.


Reacties

Populaire posts van deze blog

2. Wie is de schrijver van Prediker?

55. Prediker 12: 2-8 ... voordat de kwade dagen komen (deel 2)

35. Prediker 7: 15 - 18 Wees niet al te rechtvaardig en wees niet al te goddeloos