40. Prediker 8 : 9 - 14 Er zijn rechtvaardigen die het vergaat naar het werk van de goddelozen.

9 Dit alles heb ik gezien,
toen ik mij er met heel mijn hart op toelegde
al het werk te begrijpen
dat er plaatsvindt onder de zon:
er is een tijd dat de ene mens heerst over de andere mens,
hem ten kwade.

10 Evenzo heb ik gezien hoe de goddelozen begraven werden en ingingen, terwijl zij die oprecht gehandeld hadden, uit de heilige plaats moesten gaan en vergeten werden in de stad. Ook dat is vluchtig.

11 Omdat het vonnis over een slechte daad niet snel geveld wordt, daarom blijft het hart van de mensenkinderen in hen vervuld van kwaaddoen.
12 Hoewel een zondaar honderdmaal kwaaddoet, verlengt God* zijn dagen. Toch weet ik dat het goed zal gaan met hen die God vrezen, die voor Zijn aangezicht vrezen.
13 Maar de goddeloze zal het niet goed gaan en hij zal zijn dagen niet verlengen. Hij zal zijn als een schaduw, want hij vreest niet voor Gods aangezicht.
14 Er is iets vluchtigs dat op de aarde plaatsvindt: er zijn rechtvaardigen die het vergaat naar het werk van de goddelozen, en er zijn goddelozen die het vergaat naar het werk van de rechtvaardigen. Ik zag dat ook dit vluchtig is.

Eerst iets over de indeling in perikopen
In de vorige blogpost had ik aangegeven nog terug te komen op de indeling in perikopen in dit hoofdstuk. Dr. Aalders in de KV bijvoorbeeld laat bij vers 9 een nieuwe perikoop starten. De HSV integendeel ziet vers 9 als laatste vers van een perikoop die loopt vanaf vers 1. Vervolgens - je ziet het hierboven - zet die vertaling vers 10 helemaal apart van de rest (door voor en na het vers een witregel in te lassen) en laat met vers 11 weer een nieuwe perikoop starten. Er zijn ook uitgaven (o.a. Luther, NBV) waarin het hoofdstuk gewoon doorloopt, zonder perikoopindeling. Dit laatste, zonder perikoopindeling dus, is misschien wel het meest juiste, want:
  1. vs 9 laat nog steeds iets zien van die oosterse vorst uit de eerste verzen die heerst over de andere mens. Dus dit vers hoort nog bij het begin.
  2. vs 9 is tegelijk ook de inleiding op vs 10, want in alle vertalingen die ik heb gezien, wordt vs 10 overduidelijk aan vs 9 gekoppeld. (HSV: 'Dit alles heb ik gezien' (vs 9) en 'evenzo heb ik gezien' (vs 10), NBV: 'Ik heb ook gezien', KV: 'en daarbij zag ik', Luther: 'und weiter sah ich' enz.)
  3. en vs 10 hoort weer overduidelijk bij de volgende verzen, want in al die verzen van 10 tot en 14 gaat het over hetzelfde: Prediker worstelt ermee, dat het er verdacht veel op lijkt, dat het met een goed mens vaak slechter gaat dan met de goddeloze.
Kortom: de indeling in perikopen - niet origineel, maar later door mensen aangebracht - is enerzijds onmisbaar voor ons als lezer, omdat we dan 'hapklare brokken' krijgen voorgeschoteld maar kan ons anderzijds het zicht op de doorlopende lijn ontnemen.

Dan nu verder over de inhoud
Vs 9 Hier wordt duidelijk, dat Prediker, nog steeds (net als bijvoorbeeld in hoofdstuk 7: 23-29) op zoek is naar wijsheid, nog steeds uit alle macht probeert om al het werk te begrijpen  dat er plaatsvindt onder de zon. (Zie ook verderop in vs 16). Het is echt een uit alle macht zoeken, want hij schrijft: 'toen ik mij er met heel mijn hart op toelegde'. Dat het zoveel moeite kost is begrijpelijk, want Prediker signaleert dingen die onverteerbaar voor hem zijn; direct al hier in vers 9 noemt hij 'dat de ene mens heerst over de andere mens hem ten kwade'.

Vs 10 En hier volgt nog zo'n moeizaam te verteren iets: goddelozen worden met eer begraven en rechtvaardigen worden vergeten, daar komt het kort gezegd op neer. Maar wat er nu precíes staat in het Hebreeuws is erg lastig. Deze interpretaties zijn er:
  1. Goddelozen werden met alle eer begraven in 'de heilige plaats' maar zij die oprecht gehandeld hadden moesten 'uit de heilige plaats' gaan en werden in de stad vergeten. Zij konden dus nooit 'in de stad' of 'in de heilige plaats' begraven worden. Bij die stad of die heilige plaats moeten we dan waarschijnlijk aan Jeruzalem denken. Dit is de opvatting van Aalders in de KV. De Luthervertaling van 1984 lijkt daar goed op aan te sluiten, evenals de NBV en de HSV.
  2. In de SV worden de rechtvaardigen omschreven als degenen die kwamen en uit de plaats des Heiligen gingen, die werden vergeten... In de uitleg van de BMU staat dat dit gaat over 'rechtvaardige bestuurders, die veel in de tempel (de plaats des Heiligen) kwamen. Dit klinkt niet logisch want de vertaling zelf luidt: die uit de plaats des Heiligen gingen. En dat woord 'uit' is goed vertaald, volgens de Studiebijbel. Kun je er dan 'in de tempel' van maken in je uitleg?
  3. De oude SV met kanttekeningen stelt dat het beide groepen slecht gaat, want beide worden vergeten:
    - bij ik heb gezien de goddelozen die begraven waren luidt kanttekening nr. 29: 'dat is, die in vergetelheid gesteld zijn' Dus begraven wordt door hen niet geduid als 'met eer begraven' maar als 'begraven en vergeten'.
    - de rechtvaardigen worden óók vergeten, volgens de vertaling: en [degenen die] kwamen en uit de plaats des Heiligen gingen, die werden vergeten in die stad [in] dewelke zij recht gedaan hadden.
    Merk op: de woorden tussen [...] én de komma's zijn ingevoegd door de vertalers. Laat het maar eens weg; aan de zin die overblijft zie je al enigszins hoe de vertalers met de oorspronkelijke Hebreeuwse zin geworsteld hebben om er iets van te maken.
Mijn voorzichtige conclusie: gelet op de context van vers 9 t/m 10 lijkt optie 1 mij het meest passend.

Vs 11-14 Die context komt in vs 11-14 duidelijk naar voren: hoewel Prediker echt gelooft dat het de goddeloze uiteindelijk niet goed zal gaan (vs 13) en de rechtvaardige wél (vs 12b), toch zie je dat in de praktijk niet (altijd) voor je ogen gebeuren. Dat is de samenvatting van de verzen 11 tot en met 14. Dan nu de verzen op een rij:

Vs 11 Prediker geeft een reden waarom mensen blijven zondigen; de straf komt niet onmiddellijk. Prediker tekent ons, mensen, als door en door slecht: ons hart blijft in ons vervuld van kwaaddoen!
Vs 12 Want een mens zondigt wel honderd keer en toch: hij leeft lekker door! Meteen laat Prediker erop volgen: ik weet ook wel dat het goed zal gaan met hen die God vrezen ...
Vs 13 en dat het de goddeloze niet goed zal gaan ...
Vs 14 maar toch: wat op de aarde plaatsvindt is/lijkt het tegenovergestelde: er zijn rechtvaardigen die het vergaat naar het werk van de goddelozen en andersom!

In deze verzen worstelt het geloof van Prediker zó heftig met de realiteit die hij waarneemt, dat hij zichzelf vierkant tegenspreekt:
  • vs 12: een zondaar verlengt zijn dagen *
  • vs 13: een goddeloze zal zijn dagen niet verlengen  
Waarom, waarom? - Pixabay
Herkenbaar, toch? Die lieve moeder uit dat gezin, die in mijn ogen geen enkel kwaad gedaan had, die de liefde van God uitstráálde toen ze over Hem praatte tegen mij, waarom had zij kanker? En waarom die lijdensweg? En waarom kreeg haar man het óók nog eens? En waarom stierven ze uiteindelijk toch, veel te jong? En waarom moest dat kind van hun alleen achterblijven? En die echt gelovige familie om hen heen, hun ouders en die broers en zussen, waarom liet God het gebeuren dat vervolgens ook dáár de een na de ander ziek werd, veel pijn moest lijden, waarom overkwam juist hen een beroerd ongeluk? Ik weet het waarachtig niet, zegt Prediker. Het is iets vluchtigs. Er zijn rechtvaardigen die het vergaat naar het werk van de goddelozen. En tóch weet ik dat het goed zal gaan met hen die God vrezen!

*dat God zijn dagen verlengt is er door de vertalers ingelast, het staat niet in het Hebreeuws.

Reacties

Populaire posts van deze blog

2. Wie is de schrijver van Prediker?

55. Prediker 12: 2-8 ... voordat de kwade dagen komen (deel 2)

35. Prediker 7: 15 - 18 Wees niet al te rechtvaardig en wees niet al te goddeloos