54. Prediker 12: 2-7 ... voordat de kwade dagen komen (deel 1)

De vorige keer zei ik al: de verzen 1 tot en met 7 vormen één lange zin. De HSV vertaling hieronder kiest er dan ook terecht voor om in dat hele gedeelte geen enkele punt neer te zetten, die komt pas na vers 7. Vers 1 hebben we de vorige keer besproken omdat het naadloos aansluit op de laatste verzen van hoofdstuk 11. En nu gaan we verder vanaf vers 2. Vanaf dit vers gebruikt Prediker namelijk beeldspraak, die doorloopt tot en met vers 6, waarna hij weer tot de letterlijke betekenis terugkeert in vers 7.

Om een beetje overzicht te hebben geef ik de lange zin  als volgt in drieën weer:
  1. Denk aan uw Schepper voordat ... (vers 1)
  2. de kwade dagen komen, de dood voor de deur staat ... (vers 2-6 in beeldspraak)
  3. en u sterft. (vers 7)

12: 1 Denk aan uw Schepper in de dagen van uw jeugd,
voordat de kwade dagen komen en de jaren naderen
waarvan u zeggen zult:
Ik vind er geen vreugde in;
2 voordat de zon verduisterd wordt, evenals het licht
en de maan en de sterren,
en de wolken terugkeren
na de regen,

3 op die dag wanneer de bewakers van het huis zullen beven,

de sterke mannen zich zullen krommen,
de maalsters ophouden, omdat ze met weinigen zijn,
en zij die door de vensters kijken, verduisterd worden;
4 wanneer de beide deuren naar de straat gesloten worden,
het geluid van de molen verzwakt,
men opstaat bij het geluid van de vogels,
en alle zangeressen neergebogen zullen worden,
5 men ook gaat vrezen voor de hoogte,
en er verschrikkingen zijn op de weg,
de amandelboom gaat bloeien,
de sprinkhaan zichzelf tot last wordt,
en de kapperbes niet meer helpt
- de mens gaat immers naar zijn eeuwig huis:
rouwklagers doen de ronde in de straat -
6 voordat het zilveren koord verwijderd wordt
en de gouden oliehouder verbrijzeld,
de kruik bij de bron stukgebroken wordt
en het rad bij de waterput verbrijzeld,
7 het stof terugkeert naar de aarde zoals het was,
en de geest terugkeert
tot God, Die hem gegeven heeft.

Nu kun je de beeldspraak in de verzen 3 tot en met 5 volgens de Studiebijbel op twee niveaus lezen. De ene manier van lezen spreekt de andere niet tegen. Ik heb in de titel voor vandaag tussen haakjes 'deel 1' gezet; we bekijken de beeldspraak vandaag op een meer 'letterlijk niveau'. De volgende keer bekijken we de beeldspraak op een 'meer symbolisch, allegorisch niveau'. De termen 'letterlijk', 'symbolisch' enz. ontleen ik aan de Studiebijbel. Overigens, bijna alles wat hieronder volgt ontleen ik aan de Studiebijbel; het is mijn enige bron die een beschrijving geeft van het meer 'letterlijk niveau'.

Vs 2 beschrijft - op beide 'leesniveaus' - een beeld uit de natuur; de Palestijnse winter (zo noemt dr. Aalders het beeld in de KV). Dagenlange, hevige regenval, donkere wolken, koud, nat. Volgens de Studiebijbel 'roept de beschrijving kosmische, apocalyptische associaties op' en inderdaad: de zon wordt verduisterd, de maan en de sterren, zelfs 'het licht' in het algemeen wordt verduisterd; dat klinkt als in het Bijbelboek Openbaringen.

Vs 3 De Studiebijbel: 'De tijd van het levenseinde wordt verder uitgewerkt in het beeld van een groot en levend huishouden (een paleis?) [...] waar uiteindelijk de dood zijn intrede doet.' De komende verzen beschrijven het beeld van 'de ontreddering van het huishouden onder de dreiging van een vreselijke ramp'. 'Op de dag waarop het licht verdwijnt [...] beven de bewakers van het huis' en de sterke mannen staan niet meer rechtop, maar 'raken door angst bevangen'. 'De maalsters die het graan moeten malen [...] zijn opgehouden met malen.' Aan hen, 'die door de vensters naar buiten kijken, wordt het zicht ontnomen'.

Vs 4 De beide deuren naar de straat worden gesloten uit angst voor dreiging. De Studiebijbel: 'het schrapende geluid van molenstenen, dat gewoonlijk de straten vult omdat vrouwen dagelijks graan tot meel vermalen om brood te kunnen bakken, is verstomd. Heel het gewone leven komt tot stilstand, het is onheilspellend stil geworden. Nu is ook het (zachte) geluid van de vogel te horen', want je hoort geen zangeressen meer; eerst zongen ze vrolijk hun lied, nu zijn ze neergebogen.

 Vs 5 De mensen van het huis durven de heuvel buiten niet meer op te gaan; ze vrezen voor de hoogte en ze zijn bang voor de verschrikkingen op de weg. Over de natuurbeelden van de amandelboom die gaat bloeien, de sprinkhaan en de kapperbes lijkt de Studiebijbel te twijfelen: 'vermoedelijk geeft dit aan dat de natuur ondertussen gewoon doorgaat in de eindeloze cyclus van de seizoenen en zich voorbereidt op het voorjaar'. Maar deze uitleg overtuigt mij niet zo; het is een positief beeld in een negatieve opsomming. 

De mens zal het voorjaar niet meer meemaken, dat wordt in een soort 'tussenzin' aangekondigd: hij sterft, hij gaat naar zijn eeuwig huis en rouwklagers doen de ronde in de straat.

Vs 6 Na die aankondiging van het sterven beschrijft Prediker niet meer het naderend onheil, maar de dood zelf. Hij doet dat in twee beelden, twee metaforen:
  1. Een lamp die stukgaat (licht is beeld van het leven)
  2. Het stoppen van de watertoevoer (water is beeld van het leven)
1. Het eerste beeld: een prachtige gouden oliehouder of olielampje hangt aan een zilveren snoer. 
Olielampje, niet van goud en zonder snoer,
maar je kunt je er iets bij voorstellen.
Pixabay.com

Goud en zilver wijzen op de kostbaarheid van het menselijk leven. Maar dan: het zilveren koord wordt verwijderd, stel je voor dat het wordt doorgeknipt; de prachtige olielamp valt kapot, hij wordt verbrijzeld. De olie stroomt weg, het levenslicht gaat uit.

2. Het tweede beeld doet denken aan iemand die water gaat putten, maar de kruik wordt stukgebroken, daarmee kun je dus moeilijk water putten. Bovendien: het rad waaraan je moet draaien om je kruik naar beneden te laten en weer op te halen, is verbrijzeld. De woorden stukgebroken en verbrijzeld geven aan dat de schade onherstelbaar is. Geen water, dat betekent de dood.

Vs 7 lijkt misschien nog beeldspraak door te spreken over het menselijk lichaam als 'stof', maar als ik het goed zie, is het letterlijk bedoeld. De woorden hier doen namelijk zeer sterk denken aan Genesis 2: 7* God schiep de mens, Adam, uit stof, uit aarde en het stof, - het stoffelijke, het lichaam - keert terug naar de aarde zoals het was: ons stof wás uit de aarde en keert ernaar terug. Je moet je er, denk ik, niet 'alleen maar' een aanduiding van een begrafenis in zien, maar ook het verteringsproces van het lichaam.

Mocht iemand er nog aan twijfelen, dat met 'stof' echt het menselijk lichaam is bedoeld, dan moet die twijfel toch verdwijnen, als Prediker vervolgt met: en de geest keert terug tot God, Die hem (de geest) gegeven heeft. In dit vers wordt dus duidelijk gesproken over lichaam en geest. Het lichaam keert terug tot waar het vandaan kwam en ook de geest keert terug tot waar hij - volgens Genesis 2: 7* -  vandaan kwam, namelijk tot God, Die hem gegeven heeft.

Tot zover de meer 'letterlijke uitleg' van dit gedeelte. De volgende keer vervolgen we met de 'symbolische, allegorische uitleg'.

* Genesis 2: 7: toen vormde de HEERE God de mens uit het stof van de aardbodem en blies de levensadem in zijn neusgaten; zo werd de mens tot een levend wezen.

Reacties

Populaire posts van deze blog

2. Wie is de schrijver van Prediker?

55. Prediker 12: 2-8 ... voordat de kwade dagen komen (deel 2)

35. Prediker 7: 15 - 18 Wees niet al te rechtvaardig en wees niet al te goddeloos