55. Prediker 12: 2-8 ... voordat de kwade dagen komen (deel 2)
Het is misschien voor de goede lezer overbodig, maar voor de zekerheid herhaal ik hier toch maar even, dat we bezig zijn met het kijken naar een enorm lange zin: de zin die begint in Prediker 12:1 en eindigt met Prediker 12: 7. Ik herhaal hier ook - met iets andere woorden - het overzicht in drie delen van de vorige keer:
- Denk aan uw Schepper voordat ... (vers 1)
- u ouder wordt en uw lichaam hoe langer hoe meer aftakelt ... (vers 2-6 in beeldspraak)
- en u sterft. (vers 7)
En tenslotte herhaal ik hier ook de Bijbeltekst zelf, want wij kunnen de woorden van de Heilige Schrift niet vaak genoeg tot ons door laten dringen. En deze keer zet ik ook vers 8 erbij:
12: 1 Denk aan uw Schepper in de dagen van uw jeugd,
voordat de kwade dagen komen en de jaren naderen
waarvan u zeggen zult:
Ik vind er geen vreugde in;
2 voordat de zon verduisterd wordt, evenals het licht
en de maan en de sterren,
en de wolken terugkeren
na de regen,
3 op die dag wanneer de bewakers van het huis zullen beven,
de sterke mannen zich zullen krommen,
de maalsters ophouden, omdat ze met weinigen zijn,
en zij die door de vensters kijken, verduisterd worden;
4 wanneer de beide deuren naar de straat gesloten worden,
het geluid van de molen verzwakt,
men opstaat bij het geluid van de vogels,
en alle zangeressen neergebogen zullen worden,
5 men ook gaat vrezen voor de hoogte,
en er verschrikkingen zijn op de weg,
de amandelboom gaat bloeien,
de sprinkhaan zichzelf tot last wordt,
en de kapperbes niet meer helpt
- de mens gaat immers naar zijn eeuwig huis:
rouwklagers doen de ronde in de straat -
6 voordat het zilveren koord verwijderd wordt
en de gouden oliehouder verbrijzeld,
de kruik bij de bron stukgebroken wordt
en het rad bij de waterput verbrijzeld,
7 het stof terugkeert naar de aarde zoals het was,
en de geest terugkeert
tot God, Die hem gegeven heeft.
8 Een en al vluchtigheid, zegt de Prediker,
alles is even vluchtig
8 Een en al vluchtigheid, zegt de Prediker,
alles is even vluchtig
We lopen nu nog een keer de verzen 2 tot en met 7 langs, maar we lezen daarbij de verzen 3 tot en met 5 'op een meer symbolisch, allegorisch niveau', zoals de Studiebijbel dat noemt. Het komt er kort gezegd op neer, dat de beeldspraak de aftakeling van het ouder wordende lichaam beschrijft.
Vs 2 De beeldspraak van vers 2 maakt duidelijk, dat de ouderdom een donkere, sombere tijd kan worden. Dr. Aalders in de KV: 'de ouderdom wordt met de Palestijnse winter, de tijd van voortdurende regen, vergeleken: door de dichte regenwolken wordt het licht van de zon, zowel als van de maan en sterren onderschept; en als de ene wolkenmassa haar inhoud heeft uitgestort komt de andere weer opzetten. Dat is het beeld van de oude dag ...' Ons spreekwoord luidt 'na regen komt zonneschijn', maar hier lees je dat na de regen de wolken terugkeren.
![]() |
Image by Sabine van Erp from Pixabay |
Vs 3
- de bewakers van het huis zullen beven (a), de sterke mannen zullen zich krommen (b): het beeld van iemand die onvast op de benen staat. Sommigen zien in de bewakers van het huis (a) trillende handen en in de zich krommende mannen (b) de onvaste benen.
- de maalsters houden op omdat ze met weinigen zijn (c): de maalsters zijn de tanden.
- zij die door de vensters kijken worden verduisterd (d): de ogen worden slechter.
Vs 4
- de beide deuren naar de straat worden gesloten (e): dit is een moeilijk te duiden beeld. Men denkt aan de mond - de beide lippen - die slechts gemummel voortbrengt, of aan een beeld voor afnemende eetlust of aan de oren die slechter worden en tenslotte zijn er die het interpreteren als: je durft gewoon de straat niet meer op als je zo zwak geworden bent. (Met andere woorden, ze nemen hier hun toevlucht tot 'een meer letterlijk niveau' van lezen, zoals in de vorige aflevering.)
- het geluid van de molen verzwakt (f): sommigen denken: oude mensen gaan minder kauwen, dat zou een herhaling zijn van de maalsters in vers 3. Anderen zeggen: het gehoor wordt minder en weer anderen: de kracht om een (hand)molen te bedienen, bijvoorbeeld om meel te malen, verzwakt.
- men staat op bij het geluid van de vogels (g): oude mensen worden vroeg wakker, als de vogels beginnen te fluiten. Maar de NBV lijkt het te interpreteren als verslechtering van het gehoor: wanneer het fluiten van de vogels ijl van toon wordt, wanneer hun lied versterft. En Luther (1984) denkt, te zien aan de vertaling, vooral aan het slechter worden van de stem: wenn sie (= die Stimme) sich hebt (verheft), wie wenn ein Vogel singt ... ; als de oude man of vrouw de stem probeert te gebruiken klinkt het als vogelgeluid. Toch wel bijzonder om zulke verschillen in interpretatie te zien bij die enkele woorden.
- alle zangeressen zullen neergebogen worden (h): men zingt niet meer, of: het bij (g) genoemde lied van de vogels versterft (NBV).
Vs 5
- hier moeten we Prediker waarschijnlijk niet symbolisch opvatten, als hij zegt: men gaat vrezen voor de hoogte, toenemende hoogtevrees is een zeer bekend verschijnsel bij het ouder worden, maar de volgende zin is direct al weer minder letterlijk: er zijn verschrikkingen op de weg (i) wat betekent dat de oude van dagen bang wordt de straat op te gaan.
- de amandelboom gaat bloeien (j): tegen de tijd dat de roze bloesems van een amandelboom afvallen worden ze wit van kleur, een verwijzing naar grijs/wit wordende haren.
- de sprinkhaan wordt zichzelf tot last (k) (NBV: sleept zich voort): vroeger kon je snel rennen en hoog springen, nu sleep je je voort.
- de kapperbes helpt niet meer (l) ofde lust zal vergaan (SV) ofde kapperbes droogt uit (NBV) ofhet kapperkruid is nutteloos (KV).Het lijkt hier te gaan om een positief effect van de kapperbes op de gezondheid, maar helaas; de kapperbes heeft dat effect niet meer.
Dan volgt in een tussenzin een 'vooruitwijzing' naar de afloop van het gehele aftakelingsproces:
de mens gaat immers naar zijn eeuwig huis:
rouwklagers doen de ronde in de straat
De Luthervertaling van 1984 zegt: Der Mensch fährt dahin, wo er ewig bleibt. Bij 'zijn eeuwig huis' schrijven de Statenvertalers in de Kanttekening - tot mijn verbazing - het volgende: 'naar het graf, want daar zal de mensch lang blijven'. Maar dr. Aalders in de KV noemt het 'zijn eeuwige bestemming' en daar lijkt ook Luther op te wijzen. Klinkt daar niet iets méér in door dan 'alleen maar' het graf? Voor mijn gevoel wel, het gaat om eeuwig geluk of eeuwig ongeluk.
Vs 6 Zoals ook de vorige keer al gezegd, volgen nu - logisch na de tussenzin dat de mens naar zijn eeuwige bestemming zal gaan - niet langer beelden voor de aftakeling van het menselijk lichaam, maar voor het sterven, de dood die intreedt na de aftakeling. En dat gaat dan in het beeld van de neerstortende gouden oliehouder toch nog verrassend plotseling: het zilveren koord waaraan de lamp hangt wordt doorgeknipt, de lamp klettert neer, de olie stroomt weg en ineens is het levenslicht verdwenen. Het beeld van de gebroken kruik lijkt op een langzamer stervensproces te wijzen: de stervende kan zelfs geen water meer tot zich nemen en glijdt langzaam weg, de dood in.
Vs 7 Maar hoe dan ook, het stoffelijk overschot keert terug naar de aarde en de geest, de ziel van de gestorvene keert terug tot God. Zoals ik al jong leerde en zoals ik nog steeds geloof: sterven is God ontmoeten.
Maar zeker als je jong bent, gezond en sterk, dan denk je daar niet al te vaak aan. En zelfs oudere mensen drukken het soms weg. Moet je dan gaan zitten somberen? Nee, zegt Prediker: verblijd u in uw jeugd, laat uw hart vrolijk zijn (Pred. 11: 9). Ja, indien de mens vele jaren leeft, laat hij zich dan al die tijd verblijden (Pred. 11:8) enz. enz. Maar houd je hoofd erbij, gebruik gewoon je verstand en realiseer je; er zullen ook veel dagen van duisternis zijn (Pred. 11: 8) en ook jij zult aftakelen en ook jouw geest keert terug tot God, gegarandeerd. En daarom zegt Prediker: Denk aan je Schepper in de dagen van je jeugd (Pred 12:1). Zo vroeg mogelijk, voordat de kwade dagen komen ...
Vs 8 Het 'refrein' van Prediker: een en al vluchtigheid, alles is even vluchtig. Dat hakt er wel in, na die beschrijving van het sterven: ons hele leven, al worden we tachtig, is zó vluchtig, damp is het, een oplossende mistflard.
En hiermee is de cirkel van Predikers hele verhaal rond: met precies dezelfde woorden waarmee hij (hoofdstuk 1) begon, eindigt hij hier: een en al vluchtigheid ...
_______________________
En ik? Ik ben een mensenkind, een en al vluchtigheid is mijn leven, een damp is het. Mijn geest keert straks terug tot God, ik moet aan mijn Schepper denken, voordat de kwade dagen komen...
Dit zijn de heilige woorden van God, waar ik niet onderuit kan. Het zijn woorden die mij mijn zondigheid en mijn slechte daden laten beseffen. Ik weet diep vanbinnen dat mijn leven niet aan Zijn heilige en goede norm voldoet, integendeel, ik ben één bonk slechtheid. Misschien herken je dit. Volgens mij hebben we nu twee mogelijkheden, heel logisch eigenlijk:
- We vluchten bij God vandaan.
- We vluchten naar God toe en erkennen onze slechtheid.
Optie 1 kiezen we in principe allemaal. Als Hij zo heilig is, wil ik liever niet te dicht bij Hem in de buurt komen, ik kijk wel uit.
Dus, voordat ik het erop waag voor optie 2 te kiezen, moet ik er eerst wel vertrouwen in hebben, dat deze optie niet verkeerd uitpakt; dat er bij de heilige God, die - terecht - zo'n brandende haat koestert tegen zonde en slechtheid, ook zoiets is als ... vergeving. En nu komt het wonderlijke: de hele Bijbel blijkt vol te staan met woorden, die ons dáárvan willen verzekeren, dat er bij Hem inderdaad vergeving ís: echt waar, het is echt waar, staat er op iedere bladzijde. En telkens weer wordt er op gehamerd dat optie 2 juist je redding betekent in plaats van je ondergang, echt waar, al durf je het bijna niet te geloven.
Om dit te demonstreren laat ik van die honderden plaatsen uit de Bijbel hier slechts één tekstgedeelte volgen uit Jesaja 55: 6 en 7. Ik kies juist voor dit gedeelte omdat de eerste woorden uit deze verzen me doen denken aan de woorden van Prediker: denk aan je Schepper in de dagen van je jeugd, het zijn in zekere zin de dagen waarin God te vinden is, waarin Hij dichtbij is. Hier komt één van de woorden van God, die ons ervan willen overtuigen dat optie 2, - naar Hem toe vluchten - de enige goede optie is:
Jesaja 55: 6 en 7
Zoek de HEERE terwijl Hij te vinden is,
roep Hem aan terwijl Hij nabij is.
Laat de goddeloze zijn weg verlaten,
de man van ongerechtigheid zijn gedachten.
Laat hij zich bekeren tot de HEERE, dan zal Hij Zich over hem ontfermen,
tot onze God, want Hij vergeeft veelvuldig.
Terwijl Hij te vinden is, dat is nú!
Terwijl Hij nabij is, dat is nú!
Kies alstublieft de goede optie! Want Hij vergeeft veelvuldig, echt waar!
Kyrie eleison - Heer, ontferm u
Christe eleison - Christus, ontferm u
Kyrie eleison - Heer, ontferm u
Ik vind dit een poëtische blik en uitleg vande ouderdom. Prachtig
BeantwoordenVerwijderen