41. Prediker 8 : 15-17 Predikers conclusie

De verzen 15 tot en met 17 vormen een afronding, een soort conclusie van dit hoofdstuk, maar in feite ook van wat Prediker in eerdere hoofdstukken geschreven heeft. In deze afronding zie je inmiddels bekende elementen terugkeren:
  • geniet van de 'gewone' dingen in het leven.
  • met heel mijn hart zocht ik, maar ik vond niet.
15 Daarom prees ik de blijdschap, omdat de mens niets beters heeft onder de zon dan te eten, te drinken en zich te verblijden. Dat zal hem immers vergezellen bij zijn zwoegen, de dagen van zijn leven die God hem gegeven heeft onder de zon.
16 Toen ik mij met heel mijn hart erop toelegde wijsheid te kennen en de bezigheid te zien die op aarde plaatsvindt, dat men zelfs overdag of 's nachts de slaap niet met zijn ogen ziet,
17 toen zag ik al het werk van God, dat de mens niet kan ontdekken, het werk dat onder de zon plaatsvindt. Hoezeer de mens zwoegt bij het zoeken, hij zal het niet ontdekken. Zelfs als de wijze zegt het te weten, zal hij het toch niet kunnen ontdekken.

Vs 15 Wat een dilemma was dat in de verzen 11 tot en met 14! Er zijn rechtvaardigen die het vergaat naar het werk van de goddelozen. Maar nu niet in de put gaan zitten, zegt Prediker. Dat is best wel verrassend en onverwacht; daarom prees ik de blijdschap. Vrolijkheid, vreugde, opgewektheid, monterheid, het is een mooi iets. Wees blij met alle goede dingen, met 'gewone' dingen; wees blij met je boterham en je glas karnemelk: met je eten en drinken. Die dingen vergezellen ons bij ons zwoegen. Je kunt als je met je kopje koffie na een dag hard werken in je achtertuin zit gaan somberen: wat moest ik hard werken, sjongejonge. Ik mocht er wel wat meer salaris voor krijgen, maar ja, het is ongelijk verdeeld in de wereld. En ik zie wel dat ik eigenlijk onkruid zou moeten gaan trekken, want de tuin ziet er ook niet uit. Bah, bah, bah! Maar je kunt ook zeggen: wat een lekker bakje koffie, daar kikker ik van op. Dankuwel, Heere God, dat ik na een dag zwoegen hier in mijn tuin mag zitten in de avondzon. Dan vergezelt de blijdschap je bij je zwoegen. Het is genade van God als je de zaken zo positief kunt bekijken, maar het is tegelijkertijd ook een levenshouding waarin je je kunt oefenen: blijdschap!

Vs 16 en 17 Deze verzen gaan erover dat een mens iets niet kan doorgronden. Prediker heeft het zelf uit alle macht geprobeerd: 'toen ik mij er met heel mijn hart erop toelegde', zegt hij. Wát kan hij niet doorgronden? Als ik het goed zie worden in deze verzen het werk van de mensen en het werk van God aan elkaar gekoppeld. Met de woorden van Prediker: 'de bezigheid die op aarde plaatsvindt' (vs 16), ofwel 'het werk dat onder de zon plaatsvindt' (vs 17) dat is het werk van de mensen. En dat wordt in vers 17 gekoppeld aan 'al het werk van God'. De mensen zijn intensief bezig, zo intensief dat men zelfs overdag of 's nachts de slaap niet met zijn ogen ziet. En ín al dat werken van de mens is God op de een of andere manier óók aan het werk, maar hóe dan precies? Wat is Gods koers en bedoeling daarin? Prediker probeert dat uit alle macht te doorgronden maar hij moet erkennen: hoezeer de mens zwoegt bij het zoeken daarnaar, hij zal het niet ontdekken. Wat God precies doet blijft zelfs voor de wijze verborgen.

Weten wij nu meer dan Prediker?
Het is heel herkenbaar voor ons wat Prediker zegt: wat is uiteindelijk de zin van ons bezig zijn op deze aarde? Welk plan voert God uit door al ons zwoegen heen? Waarom vergaat het rechtvaardigen naar het werk van de goddelozen (vs 14)? Waar is God toch mee bezig? Hoezeer de mens zwoegt bij het zoeken, hij zal het niet ontdekken. Zelfs als de wijze zegt het te weten, zal hij het toch niet kunnen ontdekken.

En toch... Ik ben geen theoloog, maar zou je mogen zeggen dat we in het Nieuwe Testament tóch een stapje verder zijn gekomen in het begrijpen van waarmee God bezig is? Het Nieuwe Testament draait om Jezus Christus, die ook heeft gezwoegd, geleden. Hij was (vs 14) Dé Rechtvaardige, maar het verging Hem naar het werk van de goddelozen, ja naar het werk van alle goddelozen bij elkaar. Het ging met Hem zó gruwelijk bergafwaarts dat het eindigde met geseling, kruisiging, met de allergemeenste marteldood die de Romeinen konden bedenken. En van die dood zegt God Zelf in de Bijbel: vervloekt is ieder die aan een hout hangt (Galaten 3:5). Dé Rechtvaardige eindigt in dood en vloek, zo lijkt het. Maar toch: dit is God aan het werk, dit is Gods route naar verlossing, want de héle tekst in Galaten 3:5 luidt als volgt: 'Christus heeft ons vrijgekocht van de vloek van de wet door voor ons een vloek te worden, want er staat geschreven: Vervloekt is ieder die aan een hout hangt.' 

In déze richting moeten we, denk ik, de oplossing zoeken voor de vraag van Prediker: hoe kan ik nu het werk van God ontdekken als ik het zwoegen van rechtvaardige mensen om mij heen zie, en als het rechtvaardigen vergaat naar het werk van goddelozen? Het woord ont-dekken is zoiets als openbaren. En dat woord komt in het Nieuwe Testament vaak voor, sommigen dingen zijn in het Nieuwe Testament geopenbaard (bijvoorbeeld Romeinen 16: 25-26) andere moeten nog geopenbaard worden, bijvoorbeeld Romeinen 8: 18, waar staat: 'Want ik ben ervan overtuigd dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid die aan ons geopenbaard zal worden'. Paulus knoopt hier het lijden bijna vast aan de heerlijkheid, net als in 2 Korinthe 4: 10-11. Rechtvaardigen op deze aarde lijden; ze komen achter Jezus Christus, Dé Rechtvaardige, aan. Maar dankzij Hem klopt het toch wel degelijk, wat Prediker zichzelf voorhield in vers 12: toch weet ik dat het goed zal gaan met hen die God vrezen, die voor Zijn aangezicht vrezen.

Dag aan dag draagt Hij ons - Pixabay

Reacties

Populaire posts van deze blog

2. Wie is de schrijver van Prediker?

55. Prediker 12: 2-8 ... voordat de kwade dagen komen (deel 2)

35. Prediker 7: 15 - 18 Wees niet al te rechtvaardig en wees niet al te goddeloos