42. Prediker 9: 1-3 Eén en hetzelfde overkomt alle mensen

De verzen 1 tot en met 10 horen bij elkaar, maar omdat deze post dan wel erg lang zou worden splits ik dit geheel op in drie blogposts.

Maar eerst bekijken we de verzen 1-10 en de relatie met het vorige hoofdstuk in vogelvlucht:

In het vorige hoofdstuk zei Prediker al
  1. dat je in de praktijk van het leven niet zo direct ziet, dat het met een rechtvaardige beter gaat dan met een goddeloze.
  2. Daarom moet je genieten van de gewone dingen in het leven zoals eten en drinken.
Hier in hoofdstuk 9: 1-10 zie je ongeveer hetzelfde, maar Prediker voegt er hier nog een element aan toe (nr. 2):
  1. De rechtvaardige en de goddeloze overkomt hetzelfde (vs 2,3).
  2. Het element dat Prediker toevoegt: je bent beter af als je nog bij de levenden behoort, want de doden weten niets meer (vs 4-6 en 10).
  3. Geniet dus van het leven (vs 7-9).
Die verzen 4-6 en 10 lijken een extra argument te zijn om van het leven te genieten. Als je voor de aardigheid nog even terugkijkt in bijvoorbeeld hoofdstuk 4: 2,3 en hoofdstuk 6: 3-5 dan zie je hier in hoofdstuk 9 een Prediker die wel realistisch is, maar toch veel positiever tegenover het leven.

Dan nu de Bijbeltekst zelf:

1 Voorzeker, dit alles heb ik ter harte genomen, zodat ik dit alles zou kunnen verklaren: hoe de rechtvaardigen en de wijzen en hun werken in de hand van God zijn. Ook liefde, ook haat kent de mens niet: alles ligt vóór hem.
2 Eén en hetzelfde overkomt allen als alle anderen: de rechtvaardige en de goddeloze, de goede en reine en de onreine, wie offert en wie niet offert, wie goed is vergaat het net als de zondaar, wie zweert net als wie bevreesd is een eed af te leggen.
3 Dit is een kwaad bij alles wat er onder de zon plaatsvindt: dat allen een en hetzelfde overkomt. Ook is het hart van de mensenkinderen vol kwaad. Hun leven is vervuld van onverstand in hun hart, en daarna gaan zij naar de doden.
4 Want wie nog bij al de levenden mag behoren, heeft hoop. Een levende hond is namelijk beter dan een dode leeuw.
5 Want de levenden weten dat zij sterven zullen, maar de doden weten helemaal niets. Zij hebben ook geen loon meer, maar hun nagedachtenis is vergeten.
6 Ook hun liefde, ook hun haat, ook hun afgunst is al vergaan. Zij hebben geen deel meer, voor eeuwig, aan alles wat er onder de zon plaatsvindt.
7 Ga uw weg, eet uw brood met blijdschap, drink uw wijn met een vrolijk hart, want God schept al behagen in uw werken.
8 Laat uw kleding te allen tijde wit zijn en laat op uw hoofd geen olie ontbreken.
9 Geniet van het leven met de vrouw die u liefhebt, al de dagen van uw vluchtige leven die Hij u gegeven heeft onder de zon, al uw vluchtige dagen. Want dit is uw deel in het leven en bij uw zwoegen waarmee u zwoegt onder de zon.
10 Alles wat uw hand vindt om te doen, doe dat naar uw vermogen, want er is geen werk, er is geen overleg, geen kennis of wijsheid in het graf, waar u naartoe gaat.

Vs 1 Wat Prediker nu gaat zeggen is belangrijk, hij gebruikt de woorden 'voorzeker' en 'ter harte genomen'. Hij is nog altijd op zoek want hij wil graag 'dit alles verklaren'. Prediker ziet het volgende: de rechtvaardigen, de wijzen en hun werken: ze zijn in de hand van God. Daar zit iets moois in, iets van geloof, vertrouwen, overgave. Tegelijkertijd - en dat hoeft niet direct een tegenstelling te zijn met het zojuist genoemde geloofsvertrouwen - zit er iets in van: de wijze en rechtvaardige heeft de dingen niet zelf in de hand, zelfs zijn eigen werken niet. Hij kan de loop der dingen niet of nauwelijks beïnvloeden. Hij weet niet op wie zijn liefde of zijn haat zich nog eens zal richten, of omgekeerd van wie hij liefde zal ontvangen of haat moet incasseren; dat alles ligt nog vóór hem, verborgen in de toekomst.

Vs 2 Wat die toekomst betreft: één en hetzelfde overkomt allen, de rechtvaardige en de goddeloze, de reine net zo goed als de onreine. De vraag is wat Prediker bedoelt met 'één en hetzelfde': heeft hij het over tegenslag in het leven of bedoelt hij de dood, het feit dat ieder mens moet sterven? Dr. Aalders en de Studiebijbel leggen het op die laatste manier uit en als je verder leest in vers 3 en 4 zou dat heel goed kunnen. Maar het zou ook heel goed 'alleen maar' tegenslag kunnen betekenen. En waarom zou Prediker het niet gewoon allebei bedoelen; iedere tegenslag is reeds een begin van sterven en na een leven vol tegenslagen sterven zowel wie offert als wie niet offert.

Even terzijde: bij alle synoniemen die Prediker hier geeft voor 'de rechtvaardige en de goddeloze' staat aan het eind ook 'wie zweert net als wie bevreesd is een eed af te leggen'. Wie is nu 'de goede'; degene die zweert of degene die bevreesd is een eed af te leggen? In de rest van dit vers noemt Prediker steeds eerst de goede en daarna de slechte; eerst de rechtvaardige en daarna de goddeloze, eerst wie goed is en daarna de zondaar. Dus dat zou betekenen dat wie zweert de goede is, en degene die bevreesd is een eed af te leggen de slechte. Maar hoe verhoudt zich dat tot Prediker 5: 1-6 waar Prediker ervoor waarschuwt om lichtvaardig een belofte te doen aan God? Daar lijkt hij te zeggen dat je beter geen eed kunt zweren. En zei ook Jezus Zelf niet dat je niet te snel een eed moet afleggen in Mattheüs 5: 33-37? 'Ik zeg u, zweer in het geheel niet' (vs 34) maar laat uw ja ja zijn en uw nee nee' (vs 37). Zou dan toch hier in Prediker degene die bevreesd is een eed af te leggen 'de goede' zijn? Hoe het ook zij; de doorgaande lijn in het vers is er niet minder duidelijk om: één en hetzelfde overkomt rechtvaardigen en goddelozen.

Een en hetzelfde overkomt allen - Photo by National Cancer Institute on Unsplash
Vs 3 Dat van vers 2, dat allen een en hetzelfde overkomt, is moeilijk te accepteren, vindt Prediker; dit is een kwaad bij alles wat er onder de zon plaatsvindt. Hel klinkt misschien gek, maar ik ervaar dat als een soort troost, dat zelfs de wijze Prediker worstelt om dit te accepteren. En je mag het kennelijk ook onder woorden brengen.
Maar nu het tweede deel van dit vers; het hart van de mensenkinderen is vol kwaad. Hun leven is vervuld van onverstand in hun hart. Hoe hangt dit samen met het eerste deel? Er zijn, denk ik, twee mogelijkheden:
  1. Omdat het blijkbaar toch niet uitmaakt hoe je leeft - iedereen gaat immers gebukt onder eenzelfde lot - zondigen slechte mensen er maar op los. Zo raakt hun hart hoe langer hoe meer vervuld van onverstand (je kunt ook vertalen met dwaasheid, waanzin) en het einde ervan is: zij gaan naar de doden.
  2. Enerzijds is het wel moeilijk te accepteren dat goeden en slechten hetzelfde overkomt, maar anderzijds is het ook weer geen wonder, want uiteindelijk is het hart van de mensenkinderen - en daarbij horen ook de goeden - vol kwaad en er is onverstand in hun hart - ook in het hart van de goeden - want wie is er uiteindelijk echt goed? Ik niet.
Ik neig zelf naar optie 2 omdat Prediker heel algemeen formuleert: het hart van de mensenkinderen is vol kwaad en niet 'het hart van de goddelozen' of iets dergelijks.

We vervolgen met vers 4 in de volgende post.

Reacties

Populaire posts van deze blog

2. Wie is de schrijver van Prediker?

55. Prediker 12: 2-8 ... voordat de kwade dagen komen (deel 2)

35. Prediker 7: 15 - 18 Wees niet al te rechtvaardig en wees niet al te goddeloos