16. Prediker 3: 18 - 22 Allen zijn uit het stof, en allen keren terug tot het stof

We hebben de vorige keer gezien dat God de rechtvaardige en de goddeloze zal oordelen. God zal een eerlijk oordeel vellen. Het oordeel brengt de gedachte aan het sterven van ieder mens dichtbij. Het is dus ook niet verwonderlijk dat Prediker het daar nu over gaat hebben:

18 Wat de mensenkinderen betreft, zei ik in mijn hart dat God hen zal toetsen, en dat zij zullen inzien dat zij voor zichzelf als de dieren zijn.
19 Want wat de mensenkinderen overkomt, overkomt ook de dieren. Hun overkomt een en hetzelfde. Zoals de een sterft, zo sterft de ander, en zij hebben alle een en dezelfde adem. De mensen hebben niets voor op de dieren, want alles is vluchtig.

20 Zij gaan allen naar één plaats:
zij zijn allen uit het stof
en zij keren allen terug tot het stof.
21 Wie merkt op
dat de adem van de mensenkinderen
naar boven stijgt
en de adem van de dieren
naar beneden daalt naar de aarde?

22 Zo heb ik ingezien dat er niets beter is dan dat de mens zich verblijdt in zijn werken, want dat is zijn deel. Wie zal hem immers zo ver brengen dat hij ziet wat na hem gebeuren zal?

Vs 18 - 21 Het lijkt er in eerste instantie op dat Prediker in de verzen 18 tot en met 21 zegt dat de mensen niets voor hebben op de dieren (vs 19). Het is zelfs de bedoeling van God dat zij zullen inzien dat zij voor zichzelf als de dieren zijn (vs 18). Je zou kunnen zeggen: zie je wel, hier wordt ín de Bijbel toegegeven dat mens en dier bij het sterven allen naar één plaats gaan, zij zijn allen uit het stof en zij keren allen terug tot het stof (vs 20). Wij mensen behoren dus gewoon tot de zoogdieren, en als we sterven vergaan we tot stof en is er geen leven na dit leven. Als je vanuit die gedachte de vraag van vers 21 leest, dan is je antwoord: de (levens)adem, de geest van de mens stijgt bij het sterven niet naar boven, naar God, net zo min als bij de dieren. En dan betekent vers 22: carpe diem, pluk de dag, geniet van het leven, het is zo voorbij. Zo kwamen deze verzen in eerste instantie bij mij binnen, en dat vind ik best schokkend. Ik ben kennelijk toch echt een modern mens. Maar zou dit echt de bedoeling zijn?

De mensen hebben niets voor op de dieren (vs 19). Pixabay

Nee, want dan laat je de andere woorden van Prediker links liggen. Want hij heeft in vers 17 gezegd dat God rechtvaardig, eerlijk, over ieder mens zal oordelen. In vers 18 heeft hij het over toetsen, beproeven. Dus God ís er wel degelijk, Hij Zélf wil volgens Prediker ons juist laten inzien dat we als de dieren zijn. En als je vooruit kijkt in het bijbelboek Prediker naar hoofdstuk 11:9 en verder in hoofdstuk 12, dan is overduidelijk, dat Prediker hier niet bedoelt te zeggen: 'het maakt niet uit uit hoe je leeft, je gaat toch dood als een dier, en dan is alles voorbij'. Nee, daar staat juist dat weliswaar het stof (het menselijk lichaam) terugkeert tot de aarde zoals het was, maar dat de geest terugkeert tot God, Die hem gegeven heeft. (Pred.12: 7) Conclusie; we moeten vers 21 als volgt interpreteren:

Wie merkt op
dat de adem van de mensenkinderen
naar boven stijgt ....?

Niemand lijkt dat op te merken, maar het ís wel zo! Bij het sterven stijgt de (levens)adem, de geest van de mens naar boven, naar God.

Als we dus nog eens bij vers 18 beginnen te lezen, dan moeten we het dus lezen met twee uitgangspunten in onze gedachten:

  • bij het sterven van een mens keert zijn (levens)adem, zijn geest, terug naar God, die hem geschapen heeft
  • God zal bij het sterven een eerlijk, rechtvaardig oordeel over ons leven vellen
En als we dat dan doen, wat is dan de boodschap van vers 18 tot en met 21? Ik weet niet of ik het bij het rechte eind heb, maar de meest logische interpretatie lijkt mij dan, dat het een oproep tot bescheidenheid is, 'ootmoed' met een mooi ouderwets woord. Ook al heb je misschien een hoge positie, waarin je over andere mensen kun rechtspreken (vs 16-17), ook al ben je zo machtig dat anderen naar jouw pijpen moeten dansen, luister: je bent maar een mens, je zult net als de dieren sterven. Wees niet hoogmoedig. Als je lichaam vergaat tot stof dan keert je ziel terug tot God, jouw Schepper en Hij zal rechtvaardig over je oordelen.

Je merkt waarschijnlijk wel, hoe moeilijk ik het vind om bij de juiste betekenis van dit gedeelte te komen. Misschien heeft iemand anders betere ideeën...?

In vers 22 tenslotte komt Prediker opnieuw tot de conclusie die hij aan het eind van hoofdstuk 2 ook al getrokken heeft, namelijk, dat je als mens er het best aan doet, te genieten van je werken. Een Bijbels carpe diem. Want er staat 'dat de mens zich verblijdt in zijn werken', niet 'dat hij zich verblijdt in zijn uitspattingen' of iets dergelijks. Van dingen die goed gaan moet je nú genieten, want geen enkel mens weet, wat er na hem gebeuren zal. Opmerkelijk: in hoofdstuk 2: 18-21 was het voor Prediker nog een enorme frustratie, niet te weten wat er na hem gebeuren zou. Hij vond het lastig dat hij dingen zou moeten achterlaten aan anderen, misschien wel aan dwazen. Maar hier accepteert hij dat en het is voor hem juist een reden om te zeggen: verblijd je over de dingen die nú goed gaan, verblijd je in je werken. Er is niet beters dan dat de mens zich verblijdt in zijn werken, want dat is zijn deel. Er is niet beters, dat kun je negatief opvatten, zo van 'er zit niets beters op'. Maar je kunt ook denken: dat is gewoon het beste wat je kunt doen, je verblijden, want dat is jouw deel. Ook dat kun je negatief interpreteren in de zin van 'meer krijg je nu eenmaal niet' maar je kunt het ook positief lezen als 'dat krijg je, het is een gave van God'. En dan zit je volledig in lijn met wat Prediker zegt in hoofdstuk 2: 24 en in 3: 13.

Reacties

Populaire posts van deze blog

2. Wie is de schrijver van Prediker?

55. Prediker 12: 2-8 ... voordat de kwade dagen komen (deel 2)

35. Prediker 7: 15 - 18 Wees niet al te rechtvaardig en wees niet al te goddeloos